Twee Werelden van Kunst: Picasso en Miró
Een bezoek aan de musea van Picasso en Miró in Barcelona
Barcelona telt vele musea, maar twee daarvan blijven keer op keer indruk maken: het Museu Picasso en de Fundació Joan Miró. We bezochten ze dit jaar opnieuw, zonder haast, om ons te laten inspireren door de werelden van twee totaal verschillende kunstenaars die onlosmakelijk met deze stad verbonden zijn.
Museu Picasso – Terug naar het begin
Ons bezoek aan het Museu Picasso voelde als een stap terug in de tijd. Niet alleen naar het begin van Pablo Picasso als kunstenaar, maar ook naar het Barcelona van eind 19e en begin 20e eeuw — een stad vol verandering, ambitie en creatieve onrust.
Het museum zelf is al een belevenis. Verdeeld over vijf middeleeuwse paleizen in de wijk El Born, liepen we door koele stenen gangen en stille binnenplaatsen waar het stadsgeluid plots verstomde. Nog voor we een schilderij zagen, voelde het alsof de ruimte ons vroeg om te vertragen.
Wat ons meteen opviel, was de intimiteit van het museum. In plaats van de wereldberoemde abstracte Picasso’s die men vaak verwacht, zagen we vooral zijn vroege werk: academische studies, realistische portretten en experimenten met stijl en emotie. Het fascineerde ons om te zien hoe technisch vaardig hij al was, terwijl hij tegelijkertijd steeds probeerde los te breken van die perfectie.
Bij sommige werken bleven we langer staan dan gepland. Vooral de schilderijen uit zijn Blauwe Periode maakten indruk: sober, melancholiek en intens menselijk. Je voelt de nabijheid van een jonge kunstenaar die zoekt, twijfelt en observeert.
Wat dit bezoek bijzonder maakte, was het besef dat Barcelona geen voetnoot is in Picasso’s leven, maar een fundament. Hier leerde hij kijken — en dat is in elk detail terug te zien.
Fundació Joan Miró – kunst die ademhaalt
Een paar maanden later bezochten we de Fundació Joan Miró, hoog op de Montjuïc. Waar het Picasso-museum ingetogen en historisch aanvoelt, straalt dit museum licht, ruimte en speelsheid uit. Het gebouw, badend in natuurlijk licht, laat de kunst letterlijk ademen.
Miró’s werk verraste ons opnieuw, ook al kenden we zijn stijl. De felle primaire kleuren, de zwevende vormen, de ogenschijnlijk kinderlijke lijnen — alles oogt vrij en spontaan, maar bij nader inzien ontvouwt zich een gelaagde, persoonlijke beeldtaal. Symbolen keren terug, motieven ontwikkelen zich, en langzaam wordt zijn visie tastbaar.
We liepen langs schilderijen, tekeningen, keramiek en sculpturen, en merkten hoe Miró zich niets aantrok van traditionele grenzen. Sommige werken brachten een glimlach, andere riepen vragen op, weer andere voelden bijna meditatief. Vooral de sculpturen, deels binnen en deels buiten, bleven hangen: geen objecten, maar wezens die opgaan in hun omgeving.
Wat ons raakte, was de optimistische sfeer van het museum. Zelfs wanneer Miró’s kleurrijke werk voortkomt uit persoonlijke of politieke spanningen, blijft er ruimte voor verbeelding, speelsheid en hoop.
Barcelona als stille derde hoofdpersoon
Tijdens beide bezoeken merkten we hoe sterk Barcelona aanwezig is. Niet opdringerig, maar voelbaar. In het Picasso-museum door de geschiedenis en de context van de stad, in het Miró-museum door het licht, de ruimte en het uitzicht over de stad.
Deze musea zijn geen afgesloten werelden. Ze zijn verweven met Barcelona’s ritme, met haar verleden en haar openheid. Door ze dit jaar opnieuw te bezoeken, kregen we niet alleen een dieper begrip van Picasso en Miró, maar ook van de stad die hen heeft gevormd — en die zij op hun beurt hebben beïnvloed.
Ons jaar in Barcelona werd rijker door deze bezoeken. Niet omdat we alles hebben gezien, maar omdat we de tijd namen om te kijken, te blijven staan en soms even niets te begrijpen. Picasso en Miró boden ons geen antwoorden, maar perspectieven — en dat is wat hun musea zo onvergetelijk maakt.